Door Kai van de Wiel

De lichtjes in de kerstboom branden al rond vieren. Het wordt ook steeds eerder donker. Als ik naar buiten kijk, zie ik dat de overburen ook dit jaar weer een prachtig lichtspektakel hebben gecreëerd. De geur van de lasagne in de oven komt mij tegemoet en op de achtergrond zie ik Feyenoord glansrijk winnen op bezoek bij AZ. De ouders komen net binnen na een familiedagje in Nijmegen en ik nestel mij met mijn laptop op schoot in een berg kussens op onze hoekbank.

De zondag is een dag van rust geworden. Niet de rust zoals de Christelijke medemens onder ons deze predikt. Het is de rust die ik nodig heb om maandag weer volle bak aan de slag kunnen gaan. Het is heerlijk en ik geniet met volle teugen. Spelletjes spelen, boekje lezen, radio vier luisteren en schaatsen kijken. Ik kan er niet genoeg aan wennen.

Toch ontbreekt er iets op deze zondag. Ik mis een adrenaline boost. Een gezonde dosis spanning. Hoezeer ik ook probeer met het kijken van schaatsen, veldrijden en handbal het gevoel van een zondagse wielerklassieker of een spannende slotrit in een meerdaagse koers op te roepen, mijn pogingen blijken allen tevergeefs.

Ik mis het wielrennen. Ik voed mijn honger naar de sport op twee wielen met berichten aangaande teampersconferenties, leer de kleuren van alle nieuwe tenues uit mijn hoofd en zorg dat ik alle renners en ploegen uit mijn hoofd ken zodat ik niet plotseling wordt verrast wanneer ik Michael Valgren Andersen plots bij Astana zie rijden.

Plots valt één bericht mij op. “Bauke Mollema gaat voor eindwinst in de Giro”. Het bericht wekt bij mij enige verbazing. Allereerst spreekt Mollema, de normaal zo nuchtere en een tikkeltje bescheiden Groninger, plots uit de mooiste en zwaarste meerdaagse wedstrijd te willen winnen. Daarnaast is hij ook de zoveelste die de Giro hoger in de rangorde heeft staan dan de Tour voor het komende seizoen.

Het lijkt een trend te zijn de afgelopen jaren waarin enkel Sky niet mee wilt gaan. De Giro wint steeds meer aan populariteit onder de echte toppers. Renners als Esteban Chavez, Thibaut Pinot, Vicenzo Nibali, Fabio Aru, Steven Kruijswijk, Alejandro Valverde, Alberto Contador en Nairo Quintana verkiezen de smalle Italiaanse bergwegen en de tifosi boven het geweld in Frankrijk.

De gemiddelde wielervolger zal zich hierover misschien verbazen. De insider zal de renners echter groot gelijk geven. De Tour is een circus. Er is veel stress en door de vakantieperiode is de aandacht driemaal zo groot als tijdens een Giro of een Vuelta. Ook spreekt het parcours in Italië en overigens ook in Spanje vaak veel meer aan dan de parcoursen die door de ASO in de Tour worden uitgetekend. Korte etappes, felle klimmen, majestueuze cols, een handvol sprintetappes die uiteindelijk veredelde heuveletappes blijken te zijn en een tijdrit die vaak wordt gekenmerkt door een fikse regenbui.

Wat iedere wielerfan eigenlijk vrijwel altijd mist in de Tour, namelijk spektakel, vindt hij vaak wel in Italië. Een koersverloop dat nauwelijks te controleren is, trucs uit de hoge hoed die geen kenner zag aankomen en een strijd met de elementen die in juli vaak in veel mindere mate moet worden gevoerd.

In de maand mei zit ik vrijwel altijd aan de buis gekluisterd om me te vergapen aan een etappe die mij als kijker misschien nog wel meer energie kost dan de renners die de etappe rijden.

Het mooiste aan de ronde door Italië vind ik misschien nog wel de Italianen zelf. Ik doel hier zowel op de renners als de mensen langs de kant. Een blik op het publiek langs de kant in de vele dorpjes die worden gepasseerd laat ons “mama’s” op leeftijd zien die zich afvragen waarom die afgetrainde mannen zo hard langs komen zoeven. De beelden tonen ons échte wielerfans die zijn afgereisd naar de flanken van een berg om zo hard mogelijk te klappen voor hun helden op de fiets. Rennen aan de zijde van deze renners doe je maar in juli zie je hen denken.

Ook de Italiaanse renners zijn heerlijk om naar te kijken. Mannen als Gianluca Brambilla die voor eigen publiek boven zichzelf uitstijgen. Vicenzo Nibali die elk jaar weer de druk van het Italiaanse volk voelt, maar hen geeft wat zij van hem verwachten. Of Giacomo Nizzolo die het nog nooit voor elkaar kreeg een etappe te winnen in zijn thuisronde. De gehele Bardiani ploeg die het hele jaar traint om enkel in mei te kunnen presteren. Voorop Stefano Pirazzi. De Johny Hoogerland van Italië. Prachtig.

De klok tikt inmiddels half tien aan. Terwijl ik mijn zondagse verhaal aftik open ik YouTube. Ik tik “Steven Kruijswijk Maglia Rosa” in en wacht tot de internetpagina laadt. Als de winter mij geen wielervertier biedt, moet ik het zelf maar zoeken, denk ik, terwijl ik het door mij gezochte filmpje aanklik.

Nog een paar maanden wachten en dan zit ik weer vol adrenaline naar de televisie te kijken. Twee Nederlanders rijden op kop. De één in het roze, de ander in het geel van Lotto-Jumbo. Achter hen drie koppentrekkende Italianen en een stervende Fransman. De tifosi worden gek en klappen hun handen rood. Het smeltwater van de sneeuw loopt over de weg en het zicht is maximaal twintig meter. Kruipend over de flanken van de berg bewegen de twee stipjes zichzelf omhoog. Op weg naar eeuwige roem in de meest heroïsche ronde op aarde. De Giro d’Italia.

A Domani!